BRIEVEN AAN ETTY HILLESUM

Etty Hillesum

Lieve Etty,

September 1943. De Tweede Wereldoorlog woedt in alle hevigheid. Jij, je ouders en broer Mischa worden vanuit kamp Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz. De gaskamers tegemoet. Nog maar 29 jaar oud en in de bloei van je leven. Over jouw sterfdag bestaat geen absolute zekerheid maar aangenomen wordt dat deze rond 30 november 1943 ligt.
Al is het bijna zeventig jaar geleden dat je bent overleden: voor mij ben je niet dood. Jouw geest leeft voort in de dagboeken die je hebt nagelaten. In die turbulente periode van de holocaust heb je maar liefst tien cahiers vol gepend over wat jou persoonlijk en innerlijk bezighield.

Lieve Etty, waarom schrijf ik je deze brief? Waarom koos ik jou en niet bijvoorbeeld Anne Frank, dat andere Joods meisje, die evenals jij tijdens de oorlog een dagboek bijhield. Ik denk dat ik mij meer verwant voel met jou. Al lezend in jouw dagboek proef ik opvallende gelijkenissen in karakter. Ik voel mij net jouw alter ego. Jij en ik, we leven zo sterk vanuit gevoel. Onze antennes vangen alle signalen op. Het lijkt wel alsof ons filter te grove mazen heeft. Alle indrukken en ervaringen die we opdoen komen intens bij ons binnen. Alles moet verwerkt worden en een plaatsje krijgen. Dat kost zoveel energie. Geen wonder dat onze batterij snel leegt loopt. Het vraagt de nodige rust en stilte om die batterij weer op te laden.
Niet alleen een grote sensitiviteit, maar ook een sterke intuïtie en ontvankelijkheid, een streven naar harmonie, een levensbeschouwelijke instelling en een behoefte aan reflectie zijn eigenschappen die we met elkaar gemeen hebben. Maar het meest kenmerkend is ons intense verlangen naar spirituele groei en onze zoektocht naar universele liefde. Vanuit die gevoelde verwantschap wil ik je graag zo nu en dan schrijven om je te laten weten hoe ik naar het leven kijk en wat mij innerlijk bezighoudt.

Ik leef in een ander tijdsgewricht dan jij Etty. De maatschappij heeft de afgelopen decennia een complete metamorfose ondergaan. Zij is niet meer te vergelijken met de vorige eeuw waar jij in leefde. Alles gaat zoveel sneller en gehaaster. We zijn zelfs sneller gaan lopen en praten.

Vaak kijk ik naar jouw foto op de omslag van je boek. In gedachten verzonken staar je dromerig voor je uit. Voor je ligt een opengeslagen boek maar je leest niet. De rust die je uitstraalt op die foto maakt mij bijna jaloers. Ik ben geneigd te denken: “Ja, toen was er nog tijd om zomaar wat te mijmeren”. Maar schijn bedriegt. In jouw dagboek stuit ik op een passage waarin je schrijft: “Vroeger had ik altijd het opgejaagde gevoel nergens tijd voor te hebben, tenminste geen tijd voor de kleine dingen des levens, niet voor de tandarts, niet voor de kapper, niet voor een blokje om te wandelen en niet altijd voor vrienden. Gesprekken en intermezzo’s met vrienden en kennissen gaven me dan steeds een krampachtig en onrustig gevoel, dat het ergens van mijn tijd afging. En waarvoor had ik al die tijd nodig? Voor m’n ‘Werk’, een zeer mystiek begrip, want van dat werk kwam niet veel terecht, door die innerlijke onrust en opgejaagdheid”.

Lieve Etty, je haalt mij de woorden uit de mond. Ja, ik kan mij ook vaak zo opgejaagd en onrustig voelen. Altijd maar dat gevoel te weinig tijd te hebben. Druk als ik ben met m’n werk, met sporten en sociale verplichtingen. En niet te vergeten de ‘social media’ die constant voor prikkels zorgen. Dan kan ik zo verlangen naar rust en stilte. Steeds dacht ik dat die onrust voortkwam uit de jachtige tijd waarin ik leef, maar jij had er ook last van. Het lijkt wel alsof we die onrust en gejaagdheid zelf creëren. Jouw leermeester, vriend en minnaar, Julius Spier, schreef ooit: “Der in sich ruhende Mensch rechnet nicht mit Zeit (ein Kind tut das auch nicht). Entwicklung darf nicht mit Zeiten rechnen”. Met deze woorden raakt hij naar mijn idee precies de kern. Dit is waar het om gaat: rusten in mezelf. Maar…hoe doe ik dat eigenlijk?

De laatste tijd merk ik dat mijn gedachten vaak afdwalen naar mijn kindertijd. Urenlang kon ik spelen, verdiept zijn in een spannend boek of muziek maken, zonder ook maar een moment aan de tijd te denken. Ik ging volledig op in datgene waar ik mee bezig was. Heraclitus zei destijds al: “De mens wordt het meest zichzelf als hij de toewijding heeft van een spelend kind”.
Zou daar de sleutel liggen? Dingen doen met volledige overgave en toewijding? Als kind kostte mij dat geen enkele inspanning. Het ging gewoon vanzelf. Nu moet ik er moeite voor doen. Maar ik ga het proberen, oefening baart kunst.

Lieve Etty, er is nog zoveel dat ik met je wil delen. Voor vandaag is het even genoeg. Ik ben moe en verlang naar mijn bed. Je hoort gauw weer van mij.

Je zielsverwante