DE MAN MET HET TOVERSTOKJE?

P1020297[1]

BRIEVEN AAN ETTY HILLESUM

Lieve Etty,

Woensdagavond 21 augustus 2013. Ik zet de tv aan voor het Journaal. De nieuwslezer meldt een grootscheepse gifgasaanval op de Syrische hoofdstad Damascus. Duizenden gewonden en meer dan zeventienhonderd doden zijn te betreuren. Onder hen een groot aantal kinderen. Met een mengeling van afschuw en ongeloof zie ik de beelden aan mij voorbij trekken. Geschokt wend ik mijn blik af. Ik kan het niet langer aanzien. Weerloze kinderen die stuiptrekkend en in ademnood op de grond liggen en uiteindelijk het leven laten. Jonge levens, gebroken in de knop. Het is niet te bevatten. De oorlog in Syrië heeft al aan talloze onschuldige burgers het leven gekost. Hoe lang gaat dit nog duren?

Etty, ook jij hebt een oorlog meegemaakt. Jij hebt gezien hoe mensen elkaar de meest verschrikkelijke dingen kunnen aandoen. De dagboekaantekeningen die je hebt nagelaten geven een indringend beeld van de absurditeiten tijdens de holocaust. Oorlogen, er lijkt maar geen einde aan te komen. Telkens ontstaan nieuwe brandhaarden in de wereld. Wanneer, wanneer houdt het in godsnaam op? Ja, nu ik het toch over God heb, waarom laat Hij dit oorlogsgeweld toe? Bestaat Hij eigenlijk wel? En als Hij al bestaat, waarom laat Hij dan onschuldige kinderen sterven? Kan Hij dat niet verhinderen? Hij is toch die almachtige God, over wie zo mooi geschreven staat dat Hij hemel en aarde gemaakt heeft en niet laat varen het werk van Zijn handen. Nou, daar is niet veel van te bespeuren als ik kijk naar al dat onnodige bloedvergieten.

Al sinds mensenheugenis proberen wij mensen ons een beeld van God te vormen. Niemand heeft Hem ooit gezien. Niemand weet wie Hij is. Zou Hij de enige God zijn of zijn er misschien meerdere goden? Is Hij transcendent of immanent en ga zo maar door. Boeken vol zijn door de eeuwen heen over Hem geschreven maar Hij is niet in woorden te vatten. Hij blijft raadselachtig en ongrijpbaar.

Onlangs sprak ik met een theologe over God en zijn vermeende almacht. Ze zei me: “Steeds meer neig ik ertoe God, die hemelse Vader, te zien zoals mijn aardse vader. Of anders gezegd: zoals mijn vader en mijn moeder. Betrokken ouders die mij liefdevol hebben opgevoed en voorgeleefd. Naarmate ik ouder werd gaven ze mij steeds meer vrijheid en verantwoordelijkheid, in het vertrouwen dat ik dat aankon. Nu ben ik volwassen en neem mijn eigen beslissingen, maak mijn eigen keuzes. Meestal gaat dat goed, maar niet altijd. Mijn ouders kunnen mij niet behoeden voor dingen die misgaan. Ik draag nu zelf de verantwoordelijkheid voor mijn leven. Wel staan zij liefdevol aan de zijlijn en steunen mij wanneer ik problemen heb. Zou het ook niet zo zijn met God, onze hemelse Vader? Zou Hij niet, net als aardse ouders blij zijn wanneer het ons goed gaat? En verdrietig wanneer wij het moeilijk hebben. Of machteloos toezien hoe wij elkaar in oorlogen naar het leven staan”?

Gerard Reve verwoordde het ooit zo:

“Eigenlijk geloof ik niets

en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.

Maar soms, wanneer ik denk

dat Gij waarachtig leeft,

dan denk ik dat Gij liefde zijt en eenzaam

en dat in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt

zoals ik U”.

In de optiek van de theologe en Gerard Reve zou dit betekenen dat God niet almachtig is. Dus niet een man die vanuit de hemel met een toverstokje zwaait en zo alle onrechtvaardigheid op aarde teniet kan doen. Nee, in hun visie zijn wij mensen zelf verantwoordelijk voor het onrecht op deze wereld. Tegelijkertijd zien zij God als een liefdevolle Vader die zielsveel van ons houdt. Reve gaat nog een stapje verder door te zeggen dat God ons net zo hard nodig heeft als wij Hem. Zo krijgt God een menselijk gezicht.

Veel mensen zoeken God buiten zichzelf, terwijl ik steeds sterker het gevoel krijg dat God binnen in mij is. De Benedictijner monnik Anselm Grün spreekt in dit verband over de innerlijke ruimte van de mens. Hij noemt dat de goddelijke kern in ons. Op die plek waar God in ons woont, waar wij helemaal onszelf zijn, daar kan niemand ons kwetsen. Een plek van innerlijke vrede. Lieve Etty, ook jij was voortdurend op zoek naar innerlijke vrede terwijl de wereld om je heen in brand stond. Zo schreef je in het voorjaar van 1942 in je dagboek: “Met pure verwondering kijk ik naar de bloeiende jasmijn. Terwijl steeds meer plaatsen voor Joden verboden worden, verheug ik mij in de weidsheid van de hemel, die niemand mij ooit af kan nemen”.

Op het geboortekaartje van de jongste zoon schreven wij zevenentwintig jaar geleden deze zin: “In elk nieuw leven schuilt een betere wereld. In die overtuiging nemen wij onze zoon op in dit leven”. Nu, zoveel jaren later, heeft deze zin voor mij nog evenveel zeggingskracht! Ondanks alle ellende op deze aarde wil ik blijven zoeken naar het goede in de mens. En, hoe bescheiden ook, bouwen aan een betere wereld.

Een wereld waarin wij en onze kinderen waardig leven mogen.