BETHEL

IMG_3943 (2)

In de hal van mijn huis hangt een schilderij. Een erfstuk van mijn grootmoeder. Ik ben er zeer aan gehecht. Met fijne penseelstreken heeft de schilder een landarbeiderswoning uit begin zeventienhonderd afgebeeld. Naast het huis, op een bankje, zit een oudere vrouw. Het zachte licht van de avondzon valt op haar nijvere handen. Een paar kippen scharrelen rond op het erf. Het tafereeltje ademt een vredige sfeer. Een sfeer van rust en stilte. Ik mag er graag naar kijken. Soms stel ik mij voor dat ik die vrouw ben, daar op dat bankje in de avondzon. Met de laatste zonnestralen op mijn gezicht zomaar wat mijmeren en de indrukken verwerken van de dag die achter mij ligt.

Huizen, ze fascineren mij. Al van jongs af aan. Als ik door de landerijen fiets en een bordje met daarop ‘Te Koop’ in een tuin zie staan, is mijn belangstelling meteen gewekt. Witgepleisterde boerderijtjes met een rieten kap, een mooie raampartij en veel grond eromheen, ik zie het helemaal voor mij. Maar ach, een authentieke cottage op het Engelse platteland is ook niet gek. Echter, de prijs voor dit soort objecten, dat is wel even een dingetje….

Zoals ik al zei, huizen intrigeren mij. Zelfs in mijn slaap komen ze voorbij. Laatst had ik zo’n droom. Een bevriend echtpaar had een nieuw huis gekocht. Ze nodigden mij uit hun nieuwe stulpje te komen bewonderen. De gastvrouw verwelkomde mij hartelijk. Haar man zag ik niet. Wat vreemd, dacht ik bij mijzelf, hij zou er toch ook zijn? De vrouw leidde mij rond en liet vol trots alle kamers zien. In elke ruimte die we betraden zochten mijn ogen naarstig naar haar man. Tot mijn teleurstelling liet hij zich niet zien. De hele verdere avond bleef hij onvindbaar.

Bij het ontwaken vroeg ik mij af wat deze droom zou kunnen betekenen. De Drentse neuroloog Emile Keuters zegt in een interview dat dromen het venster vormen naar het onbewuste. En volgens Jung bevatten dromen vaak archetypische symbolen vanuit het collectieve onderbewuste. Een huis is bijvoorbeeld een heel herkenbaar oerbeeld of archetype. Het staat symbool voor je eigen ‘zelf’.

Met deze wetenschap en een snufje creativiteit zou mijn droom als volgt geduid kunnen worden. Mijn zoektocht naar de mannelijke helft van het echtpaar kan erop wijzen dat de mannelijke component in mijzelf nog onvoldoende ontwikkeld is. Het mannelijke staat symbool voor begrippen als kracht, moed, strijdbaarheid en standvastigheid. Daar kan ik wel wat van gebruiken. Het vrouwelijke in mij, zoals zachtheid, invoelendheid en dienstbaarheid zijn al tot wasdom gekomen. Kennelijk wil deze droom mij vertellen dat ik het mannelijke in mijzelf meer moet ontwikkelen. Ja, ik moet ruiterlijk bekennen dat mijn onderbewuste dat goed in het snotje heeft. Hier ligt een schone taak voor mij weggelegd.

Vaak heb ik mijzelf de vraag gesteld hoe het komt dat huizen zo’n aantrekkingskracht op mij uitoefenen. En dan vooral rustig gelegen optrekjes op het platteland. Zou dit verlangen misschien betekenen dat ik behoefte heb aan innerlijke rust? Het zou zo maar kunnen. Mijn grenzeloze leergierigheid en levensbeschouwelijke instelling dwingen mijn arme hoofd vaak tot vele overuren. Als ik het radarwerk in mijn hoofd wat vaker tot stilstand kan brengen en leer rusten in mijzelf, ach dan is mijn verhuisdrang vast snel van de baan. Dat scheelt een hoop gedoe en handenvol geld.

Het leven dat ik leef voelt als een pelgrimstocht. Als een zoektocht naar geborgenheid en innerlijk geluk. Op een dag, als ‘eeuwigh gaat voor oogenblick’, hoop ik ‘thuis’ te komen. Waar dat thuis zal zijn en hoe het eruit zal zien, er is geen wetenschapper die op deze vraag een antwoord heeft. Het leven is een groot mysterie.

Dat het vooral zo mag blijven!

 

De Zuid-Afrikaanse zangeres Amanda Strydom heeft een prachtig lied gezongen over deze pelgrimstocht door het leven. Als je het lied wilt beluisteren klik dan op deze link: https://youtu.be/34PYPYWmCS4 (met dank aan Wibowo Rimbawan die mij op dit lied attendeerde)

ECCE HOMO

cabernet-sauvignon---merlot-77-1-1

Vol trots liet hij de ring zien. Een witgouden trouwring. Met aan de binnenzijde in sierlijke letters de initialen van zijn partner gegraveerd. Enthousiast verhaalt hij over de bruiloft. Hoe hij ervan genoten heeft, samen met zijn man, zijn grote liefde. Hoe zij in een oldtimer naar de trouwlocatie werden gereden. En hoe hun dierbaren hen daar met hartvormige ballonnen in de hand hadden toegezongen. Hij was er vol van.

Al maanden voorafgaand aan de bruiloft hield hij mij nauwgezet op de hoogte van alle voorbereidingen. Locatie, trouwkostuums, de bruidstaart, alles kwam voorbij. Zijn ouders zouden hen de huwelijksreis cadeau doen. Een culinaire trip naar Florence waar ze mochten aanzitten in een driesterrenrestaurant. Voor hem en zijn partner, beiden werkzaam in de horeca, natuurlijk een fantastisch geschenk. Ja, hij was er vol van!

Sinds jaar en dag kom ik in het restaurant waar hij als ober werkzaam is. Veel bedienend personeel zag ik komen en gaan. Maar hij bleek een blijvertje. Als geen ander weet hij de gasten een luisterrijke avond te bezorgen. Kaarsrecht en met een zekere schwung paradeert hij met borden vol heerlijkheden op zijn arm door het restaurant. Zijn uitleg over de gerechten is zo beeldend dat het de smaakpapillen spontaan activeert. Maar waar hij werkelijk in excelleert is het aanprijzen van de bijpassende wijnen. Behendig jongleert hij met termen als merlot, cabernet, een zoetje, een zuurtje, een zweem van karmijn… En moeiteloos vermengt hij dit alles tot een prachtige Bordeaux met een soepele, krachtige afdronk. Bij het inschenken van de wijn trilt zijn hand licht. Een reumatische aandoening bezorgt hem bij tijd en wijle veel pijn, zo vertelde hij.

Het is een week voor Pasen. Manlief en ik hebben wat te vieren en we besluiten naar ons favoriete restaurant te gaan. Steevast staat de ober bij aankomst klaar om ons gastvrij te ontvangen, maar deze avond is hij er niet. De eigenaar van het restaurant neemt onze jassen aan en gaat ons voor naar een tafeltje. Wanneer hij de amuse serveert, vraag ik hem of de ober misschien ziek is. Met een wat schichtige blik kijkt hij eerst om zich heen en antwoordt dan: “Dat is een heel triest verhaal”.

Er bleken flessen wijn uit de wijnkelder verdwenen. Al snel viel de verdenking op de ober. Toen hij ter verantwoording werd geroepen barstte hij in tranen uit en bekende meteen. De fles was hem de baas geworden. Op staande voet werd hij ontslagen. In wanhoop riep hij uit: “Nu ben ik alles kwijt. Mijn baan, mijn inkomen en het betekent ook het einde van mijn huwelijk”. Eenzelfde scenario bleek zich te hebben afgespeeld bij een vorige werkgever. Vermoedelijk had zijn partner hem toen al de wacht aangezegd. Ontdaan kijken manlief en ik elkaar aan. Dit hadden we niet verwacht. Niet van hém. “Hij koos zelf voor de fles, het was zijn eigen keuze”, besluit de restauranteigenaar zijn verhaal.

Het is aardedonker als we huiswaarts keren. De maan heeft zich teruggetrokken achter de wolken. “Het was zijn eigen keuze…” Die laatste woorden van de restauranthouder galmen nog na in mijn hoofd. Ik zet de autoradio aan. Uit de speakers klinkt zacht een aria uit de Mattheuspassion van Bach: ‘Erbarme dich’.

https://www.youtube.com/watch?v=BBeXF_lnj_M

 

ZACHTE KRACHTEN

Henriette Roland Holst

Elke zondagochtend hetzelfde ritueel. De regiotaxi stopt voor het kerkgebouw. Een oude dame stapt uit. Leunend op haar wandelstok, maar kaarsrecht, schrijdt zij de kerk binnen. Bij de bank waar ik zit houdt ze halt. Gedecideerd reikt ze mij haar wandelstok aan en neemt naast mij plaats. Ze opent haar handtasje, haalt er wat kerkmuntjes en een wit kanten zakdoekje uit. Omstandig veegt ze een druppel onder haar neus weg en knoopt haar mantel los. Een scherpe geur dringt mijn neusgaten binnen. Mottenballen, geen twijfel mogelijk. Ze hebben echter niet kunnen voorkomen dat de tand des tijds de stof van haar mantel heeft aangevreten.

Als alle rituele handelingen zijn afgerond neemt de oude dame het woord. Van mij wordt slechts verwacht dat ik luister. Ze is hoogbejaard maar nog immer een markante persoonlijkheid. Krachtig en onafhankelijk komt ze op mij over. Met een eigen mening die ze bepaald niet onder stoelen of banken steekt. Stilletjes bewonder ik haar om die eigenschappen.

Er kwam een periode dat ik de kerk meed. Ik zat niet lekker in mijn vel. Toen ik weer acte de présence gaf keek de oude dame mij, over haar knijpbrilletje heen, met een scherpe blik aan. “Je ziet wat minder bleekjes” zei ze. Hoe gaat het met je?” “De goede kant op” liet ik haar weten. Mijn antwoord bevredigde haar kennelijk niet. Voortvarend ging ze verder: “Wat had je? Was je overspannen?” Ik voelde er niets voor mijn doopceel te lichten en trachtte haar vraag te ontwijken. Maar ze liet zich niet met een kluitje in het riet sturen. “Had je stress? Of was je depressief?” Ik voelde mij in het nauw gedreven. “Niets van dat alles”, gaf ik haar kortaf ten antwoord. Ten opzichte van de kordate oude dame voelde ik mij zwak en kwetsbaar. Ik schaamde mij daarvoor en schermde mezelf af. De week daarna kreeg ik hetzelfde spervuur van vragen over mij heen. Weer gaf ik niet thuis.

Het werd najaar. De oude dame begon te kwakkelen. Bronchitis had de dokter gezegd. Drie weken later was ze dood. Ik ontving een uitnodiging voor haar uitvaart. Naast de bank waar ze altijd zat stond nu haar kist. Haar zoon haalde mooie herinneringen op uit haar lange leven. Maar ook een andere kant werd belicht. Een kant van haar die ik niet kende. De zoon vertelde dat zijn moeder de laatste jaren aan depressies leed. Dat ze bang was. Bang om alleen te moeten sterven. Ik was volkomen verrast. Die zelfverzekerde sterke vrouw waar ik altijd zo tegenop keek. Nooit had ik gemerkt dat zij sombere stemmingen had.

Waarom had ze mij zulke indringende vragen had gesteld over mijn gezondheid? Had ze gehoopt in mij een klankbord te vinden? Een lotgenote met wie ze kon praten? Met wie ze haar leed kon delen? En ik? Ik had het niet aangedurfd mij kwetsbaar op te stellen. Zij evenmin. Een gemiste kans gaat er door mij heen als ik naar haar kist kijk. In onze kwetsbaarheid hadden we elkaar misschien tot steun kunnen zijn.

Thuisgekomen mijmer ik nog wat na over het woord ‘kwetsbaarheid’. Altijd heb ik gedacht dat het tonen van kwetsbaarheid een teken van zwakte is. Iets om je voor te schamen. Maar dat is het niet! Integendeel. Kwetsbaarheid tonen vraagt moed. Pas nu dringt dat besef ten volle tot mij door. Juist in het laten zien van je kwetsbaarheid schuilt een grote kracht. Een ‘zachte’ kracht. Henriëtte Roland Holst (1869-1952), verwoordde dat prachtig in een gedicht:

‘De zachte krachten zullen zeker winnen

in ‘t eind – dit hoor ik als een innig fluist’ren

in mij: zoo ‘t zweeg zou alle licht verduist’ren

alle warmte zou verstarren van binnen.

Zachte krachten, ze zijn zo kwetsbaar. Maar juist met die zachte krachten zoals aandacht, zorg en solidariteit kunnen we elkaar een helpende hand toesteken. En werkelijk iets voor elkaar betekenen. Of de zachte krachten uiteindelijk zullen winnen? Ik hoop het. Ik hoop het met heel mijn hart.

 

MINDFULNESS

tijger___national_geographic_stock___michael_nicols___wwf___239815_9369

Half Nederland doet het. Van kleuters tot topmannen. Van werkende moeders tot de meiden van het nationale hockeyelftal. Diep ademhalen en je concentreren op het hier en nu. Mindfulness, ook wel aandachttraining genoemd, is booming. Het zou helpen tegen slaapproblemen, stress, piekeren en nog veel meer. Maar wat houdt het precies in? En is het echt zo heilzaam als wordt beweerd of is hier sprake van de zoveelste zweverige hype?

Nieuwsgierig geworden naar dit fenomeen besluit ik mij op te geven voor een training in mijn woonplaats. Al googelend verschijnen er meer dan twintig hits op mijn beeldscherm. Direct slaat de keuzestress toe… Op goed geluk bel ik het nummer van psychomotorisch therapeute Liesbeth Veldhuizen, haar foto op haar website spreekt mij aan. Al bij de eerste ontmoeting is er een klik tussen ons. Via simpele oefeningen leert zij mij om, in plaats van mijn ongemakken te ontvluchten of te verdringen, mij open te stellen voor mijn angsten en malende gedachtestromen. Met milde, niet oordelende aandacht leer ik met mijn ongemakken op goede voet te komen. Een van de eerste opdrachten is mijn aandacht te focussen op mijn ademhaling. Binnen luttele seconden dwaal ik af van het hier en nu. Allerlei gedachten komen vanuit het niets boven drijven. Mijn geest is als een wilde tijger die mij rücksichtslos alle kanten op sleurt. “Gaat dit ooit lukken?”, vraag ik mij vertwijfeld af. Liesbeth stelt mij gerust: “Mindfulness is niets anders dan het trainen van je aandacht spier. Hoe meer je die traint, hoe meer je je aandacht bij het hier en nu kunt houden. Na verloop van tijd zul je merken dat je niet meer zo volledig samenvalt met je ervaring. Je bent niet helemaal meer je pijn of je malende gedachtestroom. Er ontstaat een zekere afstand ten opzichte van wat je ervaart. Daarmee ontstaat er ruimte voor keuzes en je innerlijke kalmte neemt toe”. Haar woorden klinken mij als muziek in de oren.

Thuisgekomen en trek gekregen van het oefenen besluit ik – met aandacht – een banaan te eten. Een kopje lindebloesemthee gaat er ook wel in. Uit mijn tas pak ik de cursusmap die Liesbeth mij heeft gegeven. Ik lees dat Mindfulness is bedacht door de Amerikaan Jon Kabat-Zinn, emeritus hoogleraar in de moleculaire biologie. Vanuit zijn persoonlijke ervaring met yoga en meditatie ontwikkelde hij deze training. Daarmee was hij eerste persoon die oosterse wijsheden toegankelijk maakte voor westerlingen. Au fond niets nieuws onder de zon, denk ik bij mijzelf. Ruim drieduizend jaar geleden bekwaamden zenboeddhisten, woestijnvaders en monniken zich al in het leven met volledige aandacht. Tijdens het lezen heb ik gedachteloos mijn kopje thee opgedronken…Vooruit, nog maar een kopje. En nu mét aandacht.

Mindfulness is simpelweg aandacht hebben voor alles wat zich voordoet in het hier en nu en het leven aanvaarden zoals het zich voordoet. Daarbij horen ook pijn, nare gevoelens of sombere gedachten. Het leven biedt geen blijvende garantie op geluk. Lijden en verdriet vormen een onlosmakelijk onderdeel van het leven. Hier raakt Mindfulness aan levensbeschouwing en religie. Met name binnen deze disciplines is ruimte voor levensvragen zoals: waar kom ik vandaan, waar ga ik naar toe, hoe ga ik om met pijn en lijden, wat maakt echt gelukkig?

Met Liesbeth als coach heb ik het geweldig getroffen. Ondanks haar jeugdige leeftijd belichaamt zij een zeldzame combinatie van levenservaring en levenswijsheid. Zij reikt mij niet alleen technieken aan. Ook levensbeschouwelijke onderwerpen maakt zij bespreekbaar en waar nodig durft zij zich kwetsbaar op te stellen. Daarmee geeft zij haar Mindfulnesstraining duidelijk een stukje meerwaarde. Wat hebben de sessies mij opgeleverd? Door meer uit mijn hoofd te stappen en mij open te stellen voor ervaringen in het hier en nu, sta ik minder stil bij het verleden en maak me minder zorgen over de toekomst. Ik ervaar meer rust en durf meer op mijn gevoel te vertrouwen.

En die wilde tijger? Vaak op onverwachte momenten bespringt hij mij vanuit het struikgewas. Maar met de gereedschappen, mij aangereikt door Mindfulness, lukt het steeds beter hem te temmen. En er komt een dag – ik weet het zeker – dan eet hij uit mijn hand!

MIRABILIS CONSPECTU ORBIS TERRARUM

Landschap2

Vroeg in de ochtend fiets ik door het Overijssels landschap. Dauw hangt over de velden. Slaperige boerderijen worden langzaam wakker. De vlierbessen in de berm bereiken stralend wit hun hoogtepunt. Hun bloesems verspreiden een zoete, exotische geur. Een geur die mij terugvoert naar mijn kindertijd.

Zomerochtend, een schitterend strakblauwe hemel. In de hof achter het huis staat mijn grootvader. Zijn licht gebogen gestalte leunt op de schoffel waarmee hij zojuist het onkruid heeft los gewied. Aandachtig kijkt hij naar zijn pas gezaaide bedden spinazie. Trots is hij op zijn moestuin. Onwillekeurig dwaalt zijn blik af, over de gewassen heen, naar een punt in de verte. In stille verwondering aanschouwt hij de schoonheid der schepping. Al fietsend komen er meer beelden uit mijn kinderjaren naar boven. Knikkerend, touwtje springend, trappend op mijn eerste fiets. Een tweedehandsje. Mijn vader kocht het op de groei en schroefde houten blokjes op de trappers. Zo ging dat in die tijd.

Donkere wolken verschijnen aan de horizon. Zomaar ineens. Ik zie ze niet. Ik wíl ze niet zien. Ze verjagen de zon en werpen een schaduw over mijn jeugd. Een storm steekt op en raast over het landschap van mijn ziel. Ik voel mij ontworteld, als een boom die neervalt in de aarde. Maar ik bleek een rietstengel die meebuigt met de stormwind en niet breekt.

Nu ben ik volwassen. Het kinderlijke liet ik achter mij. Met in mijn binnenzak moeilijke én mooie ervaringen, vervolg ik mijn weg door het leven. Ik heb geleerd dat pijn en verdriet onlosmakelijk met het leven zijn verbonden. Ze zijn niet uit te wissen en dat hoeft ook niet. Dat kán ook niet. Dat lijden niet vergeefs geleden wordt vertelt deze mooie anekdote over de Dalai Lama. Tijdens een interview met een psycholoog begon de spiritueel leider zachtjes te huilen toen hij vertelde over een geliefde mentor van wie hij als kleine jongen in het klooster afscheid moest nemen, kort nadat hij ook zijn ouders vaarwel had moeten zeggen. Geschrokken vroeg de psycholoog hem: “Heeft u dat oude verdriet nog niet verwerkt na al die jaren van meditatie?” De Dalai Lama nam rustig de tijd om even te huilen en antwoordde toen: “Jullie Westerlingen willen je pijn en verdriet altijd opbergen in een doosje, met een etiketje erop, en weggooien. Ik draag dit verdriet gewoon de rest van mijn leven met mij mee en dat vind ik prima”.

Zacht neuriënd fiets ik verder tussen de landerijen door. Kieviten scheren over de akkers en maken acrobatische capriolen in de lucht. De zon klimt steeds hoger, tegen een azuurblauw decor. Mijn pedaalslag wordt krachtiger. Pure blijdschap welt in mij op. Diep van binnen voel ik dat mijn leven geworteld is. Geworteld in een basisvertrouwen, in God. Meer en meer durf ik erop te vertrouwen dat ik het allemaal niet alleen hoef te doen. Ik voel mij gedragen en weet dat het uiteindelijk allemaal goed komt, wat er ook gebeuren zal.

Het kind in mij, waarvan ik reeds lang het bestaan vergeten was, wordt langzaam wakker. Voorzichtig richt het zich op en met verwondering en vol vertrouwen kijkt het de wereld in.

LEVENSLES

Sylvan en Justin

Mijn stad staat in het teken van een cultureel festival. Ter leering ende vermaeck zullen artiesten, muzikanten en verhalenvertellers een week lang optredens verzorgen. Echt iets voor de kleinkinderen, denk ik bij mijzelf. Ik stuur ze een appje met de vraag of ze mee willen. Voor woensdagmiddag staat hun agenda al vol. Maar… ik heb geluk, de zondag is nog blanco.

Met aan elke hand een kleinzoon betreed ik het festivalterrein. Het eerste wat ik zie is een standje waar kinderen worden geschminkt. Het lijkt mij erg leuk maar de jongens vinden het niets. Even voorbij de schminkstand staan Afrikaanse trommels, opgesteld in een cirkel. Enthousiast roffelen een stuk of tien kinderen met hun handen op de instrumenten. Een beeld van een met rubber bespannen trommel, die ik ooit voor mijn vijfde verjaardag kreeg, doemt voor mij op. Dolblij was ik ermee. Trommelen, dat vinden de jongens vast en zeker leuk! Maar nee, ze vinden het niet zo tof. Ineens ziet de oudste een stand waar je kunt boogschieten. Hij vliegt er op af en mag tien keer schieten. Zijn ogen glinsteren van pret als hij een paar keer raak schiet.

Een meisje in Indianenkostuum komt op ons toe gelopen. Ze wijst naar een grote wigwam achter haar en nodigt ons uit binnen te komen. Zo dadelijk zal een Russisch sprookje worden verteld. Aarzelend lopen de kleinzoons aan mijn hand naar binnen. Als klein meisje was ik al dol op de sprookjes van Andersen, die mijn oma mij vaak voorlas. Dat zullen de kinderen toch zeker leuk vinden! Een verhalenvertelster stapt het podium op. Ze verhaalt over een zevenkoppige draak die door een jongen, genaamd Pjotr, overwonnen moet worden. De vrouw blijkt gespeend van elk narratief talent, getuige het geroezemoes dat steeds luidere vormen aanneemt. Als we weer buiten staan vraag ik de kinderen hoe ze het vonden. “Een beetje saai”, antwoordt de oudste van zes. Ik kan hem geen ongelijk geven.

Het mooie zomerweer heeft ons dorstig gemaakt. We gaan wat drinken op een heus vrachtschip dat tegenwoordig dienst doet als pannenkoekenrestaurant. De kleinzoons kijken gefascineerd naar de bootjes en waterfietsen die door de gracht varen. Ik kijk met verbazing naar de bierdrinkende jongeren die onderuitgezakt in de bootjes hangen. De overvloedige inname heeft bij de meesten al een aardig zwembandje rond hun middel gevormd. Reddingsvesten zijn zo te zien overbodig.

Als ik met de kinderen een verhalentent in wil gaan, duikt er een blondgelokt knaapje op uit de mensenmassa. Een vriendje van de oudste kleinzoon. Lachend vliegen ze elkaar om de hals. Met in hun kielzog de jongste kleinzoon, beginnen ze rondjes te rennen om een dikke boom. Ze klimmen op een kanon, buitelen over elkaar heen en laten zich in het gras vallen. Op slag zijn alle culturele activiteiten vergeten. Ze hebben alleen aandacht voor elkaar en gaan volkomen op in hun spel.

Ik ga rustig op een muurtje zitten en kijk geanimeerd naar de spelende kinderen. Onwillekeurig dwalen mijn gedachten af. Zij gingen niet, zoals ik, met allerlei verwachtingen naar het festival. Nee, zij laten alles komen zoals het komt en handelen puur vanuit hun gevoel en intuïtie. Zo leven ze volledig en met aandacht in het moment, in het hier en nu. Iets wat ik gaandeweg mijn leven ongemerkt ben kwijtgeraakt. Eckhart Tolle heeft een boek vol geschreven over hoe je dat nu precies doet: leven in het hier en nu. Kinderen doen het van nature. Ik dacht de kleinzoons een culturele en leerzame middag te bieden. Maar het liep anders. Niet ik, maar zíj gaven mij een prachtige levensles.

‘Kome wat komt’, dat is vanaf nu mijn levensmotto!

HOE HEURT HET EIGENLIJK?

belle_3[1]

Scrollend op de website van Erfgoed Logies stuit ik op een B&B met allure. Slot Zuylestein, een landgoed dat verscholen ligt in de bossen tussen Leersum en Amerongen. Met mijn nostalgische inborst en voorliefde voor historische gebouwen raak ik, bij het zien van de foto’s, meteen enthousiast. Ik zie het al helemaal voor mij. Hoe ik in de avondschemering rondwandel door de idyllische kasteeltuinen. Of hoe ik mij neervlij op een chaise longue, met een boek binnen handbereik, genietend van de rust en de stilte. In het Poortgebouw naast het kasteel zijn vier gastenkamers gecreëerd. Ze zijn vernoemd naar illustere voorouders van de kasteelheer, een nazaat uit het adellijke geslacht Bentinck. Manlief en ik kiezen eensgezind voor de ‘Belle van Zuylen’-kamer. We laten ons niet afschrikken door de vorstelijke prijs en boeken voor twee nachten.

Welgemoed rijden we richting Leersum. Via een lange oprijlaan, omzoomd door eeuwenoude loofbomen, arriveren we op de plaats van bestemming. We worden verwelkomd door een dame met een wat volkse tongval. Zou dit de kasteelvrouwe zijn? Maar nee, ze stelt zich voor als ‘gastvrouw’ en neemt vandaag de honneurs waar voor de kasteelheer, die schittert door afwezigheid. Ze gaat ons voor, de monumentale trappen op, naar de vertrekken waar Belle van Zuylen eeuwen geleden haar moede hoofd te rusten legde. De kamer is smaakvol ingericht en ademt een grandeur uit lang vervlogen tijden. Als ik mijn koffer naar binnen sjouw, struikel ik bijkans over het vel van een wild zwijn dat dienst doet als vloerkleedje. Zelfs de staart zit er nog aan. Manlief heeft de rest van de bagage naar boven getorst en besluit zich even op te frissen. Gealarmeerd door een luide kreet spurt ik naar de badkamer. Hij blijkt zijn hoofd te hebben gestoten tegen het gebint van een vervaarlijk schuin hellend dak, waaronder zich de douchecabine bevindt. Zelfs met zijn bescheiden lengte van 1.74m is het niet mogelijk rechtop in de douche staan.

De volgende ochtend, nog voordat de haan gekraaid heeft, worden we bruusk uit onze slaap gerukt. Slaapdronken stap ik uit mijn bed en voel tot mijn afschuw de ruwe vacht van het wilde zwijn onder mijn voetzolen kriebelen. Door het venster zie ik enorme bulldozers voorbij komen. Ze zijn bezig grote hoeveelheden zand te verplaatsen voor de aanleg van een historische moestuin. Hoezo rust en stilte? Nu we toch wakker zijn besluiten we voor het ontbijt een matineuze wandeling over het landgoed te maken. De vogels, kennelijk ook opgeschrikt door het enorme kabaal, laten slechts een zwak getsjilp horen.

Bij thuiskomst wacht ons een nieuwe verrassing. Het ontbijt wordt geserveerd in een minuscuul klein keukentje. Bij mijn weten is het usance in een B&B dat gasten als vrienden ontvangen worden. Je gasten in de keuken laten eten, zo ‘heurt’ dat toch niet! Achter het fornuis treffen we een dame met een aristocratisch voorkomen. Zou dít dan de kasteelvrouwe zijn? Nee dus. In een poging haar stem geaffecteerd te laten klinken stelt ze zich voor als tuinhistorica. Zij zal het ontbijt verzorgen want de gastvrouw heeft een vrije dag. Tijdens het eieren koken geeft ze ons en passant een college tuinarchitectuur. Vol verve vertelt ze over de historische parktuinen in Renaissancestijl, die geheel in tact zijn gebleven. Een ontbijtje maken is niet echt haar ding. Lauwe koffie en te hard gekookte eieren zijn ons deel.

Op de ochtend van vertrek, ditmaal na een voortreffelijk ontbijt in de tuinzaal, willen we de kasteelheer ten afscheid de hand schudden. Maar wederom schittert hij door afwezigheid. Reeds voor dag en dauw is hij afgereisd naar Duitsland. Naar het Pfälzerwald, voor een drijfjacht op wilde zwijnen. Er moesten nodig nieuwe vloerkleedjes komen. Ze waren wat sleets geworden…..

MORS JANUA VITAE

zilvermeeuw

Een mens is dood gegaan. Zonlicht kleurt de bloesem van de sering. Maar een mens, een vrouw is dood gegaan. Haar lichaam was op. Gesloopt door een slepende ziekte. In een rieten mand wordt haar dode lichaam de kerk binnen gedragen. Uit de CD-speler klinkt een cantate van Bach. De kerk is afgeladen vol. Ze kende veel mensen.

Enkele dierbaren spreken een persoonlijke gedachtenis aan haar uit. Met hun zorgvuldig gekozen woorden boetseren zij een beeld. Zij boetseren het beeld van een vrouw die intens aan het leven hing. Een vrouw die alles wilde doen, alles wilde meemaken en ervaren. Ze had vele talenten. Vooral haar muzikaliteit sprong in het oog, haar grote passie. Al op jonge leeftijd zong en speelde ze de Mattheus Passion. De teksten en de muziek kende ze blindelings uit haar hoofd. Sprankelend wordt ze genoemd, kunstzinnig en kleurrijk. Maar ook autonoom en eigenzinnig. ‘Een zilvermeeuw die is opgestegen, haar vrijheid tegemoet’. Dat zijn de woorden van haar lief, met wie ze nog maar kortgeleden nieuw geluk gevonden dacht te hebben.

Als de sprekers haar beeld hebben voltooid, staat een jonge vrouw op. Het is haar dochter, haar enig kind. Al eerder verloor zij haar vader en vandaag moet zij haar moeder begraven. Vierentwintig is ze. Met haar frêle figuurtje nog bijna een kind. En nu al wees. Ze loopt voorbij de lezenaar en neemt plaats achter de vleugel. Zacht en aarzelend weerklinken de eerste noten door de ruimte. Maar allengs wordt haar pianospel vloeiender. Met de klanken van de muziek blaast ze het zojuist geboetseerde beeld de levensadem in de neus. Ja, ze wekt haar dode moeder tot léven!

Melodisch ontvouwt zich het intense en bewogen leven van de moeder, haar toekomstverwachtingen, haar dromen en verlangens. De dochter heeft de muziek zelf gecomponeerd. Haar ranke, geoefende vingers bewegen ritmisch over de toetsen. Het muzikale talent zit diep verankerd in haar genen. Dan neemt de muziek een wending. Klanken vloeien klaaglijk en treurig in elkaar over. Ze bezingen het lijdensverhaal van een vrouw die op jonge leeftijd het verlies van haar man en een ernstige ziekte en te verstouwen kreeg. Tot twee keer toe overwon ze haar ziekte. De derde maal ging het mis. Artsen konden niets meer voor haar doen. Vlak voor Pasen viert ze op haar ziekbed het Laatste Avondmaal. Ze bidt hartstochtelijk dat de beker ook ditmaal aan haar voorbij mag gaan. Het heeft niet zo mogen zijn. Zacht en weemoedig weerklinken de laatste noten. Een serene stilte vult de ruimte.

Straks wordt haar lichaam aan de aarde toevertrouwd. Haar ziel is reeds op reis gegaan, op weg naar Huis. Nee, de dood is niet het einde. Het is de poort naar het léven, nieuw leven.

A STAR IS BORN

Amira2

Brieven aan Etty Hillesum

Lieve Etty,

Onbevangen staat ze op het podium. Een frêle figuurtje in een wit jurkje. Met een bloemenkrans in haar haar ziet ze eruit als een engeltje. Haar naam is Amira en ze is negen jaar. Ze doet mee aan het tv-programma ‘Holland’s got talent’. Op de vraag van jurylid Gordon welk liedje ze gaat zingen, antwoordt ze parmantig: “Ik ga iets zingen waarvan jullie allemaal niet verwachten wat ik ga zingen. Het is een operaliedje: O mio babbino caro”.

De eerste noten zijn nog maar nauwelijks over haar lippen gekomen of er gaat een golf van verbazing en ongeloof door de zaal. Met haar loepzuivere stem en ongelofelijke ademtechniek weet ze haar toehoorders tot in het diepst van hun hart te raken. Als ik kijk naar de gelaatsuitdrukking van de mensen die close-up in beeld worden gebracht, zie ik een mengeling van ontroering en gelukzaligheid. Maar er is méér. Het lijkt alsof Amira haar toehoorders betovert en meevoert naar een andere wereld. Een wereld waar maskers worden afgeworpen en muren worden geslecht. Zichtbaar wordt de schoonheid en zuiverheid van hun ziel. Zorgen en verdriet bestaan nu even niet. Er zijn alleen die wonderschone klanken waar ze helemaal in opgaan.

Amira Willighagen….ze belichaamt een zeldzame combinatie van kwetsbaarheid en kracht zoals ze daar vol overgave staat te zingen. Een van de juryleden laat zich na afloop ontvallen: “Ze zeggen wel eens dat oude zielen voortleven in mensen”. Ja, je zou bijna denken dat de legendarische Maria Callas zojuist als een Phoenix uit de as is herrezen.

Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar Witte Donderdag. Zittend in de kerk luister ik aandachtig naar de overweging en laat de orgelmuziek op mij inwerken. Na afloop van de dienst loop ik, nog wat namijmerend, de kerk uit. Inmiddels hebben de leden van het Aquinokoor zich aan weerszijden van de kloostergang opgesteld en heffen een lied aan. Krachtig en vol weerklinken hun stemmen door het gebouw. Wanneer ik tussen een haag van koorleden door loop gebeurt er iets. Het is alsof ik word opgetild en gedragen door de muziek. Alsof een onzichtbare hand mij aanraakt. “Zou het publiek dat aanwezig was bij Amira’s optreden ook zoiets hebben ervaren?”, vraag ik mij af.

Etty, in jouw dagboek lees ik dat óók jij je gedragen wist door iets dat groter is dan wij, mensen. Je putte kracht uit een bron die nooit opdroogt. Zo kon je in die bange oorlogstijd je medemensen in het concentratiekamp bijstaan in hun misère.

Nog altijd zijn er oorlogen, ook in deze tijd. Maar in periodes van lijden en pijn zijn er toch ook bloemen die bloeien, kinderen die spelen, de zon die opkomt. Ja, God laat zich in vele gedaanten en in al zijn glorie aan ons zien. Let maar eens op hoe vaak Hij naar ons knipoogt…

WAKE-UP-CALL

Susan Boyle Benedicto XVI4

Ruim zevenenveertig is ze als ze in 2009 meedoet met ‘Britain’s got talent’. Susan Boyle is haar naam, afkomstig uit het Zuid-Schotse Blackburn. Vlak voordat ze haar lied ten gehore mag brengen, zie je wat shots van haar achter de schermen. Rustig zit ze op een bankje, omringd door allemaal jong grut, bij wie de spanning van hun gezichten is af te lezen. Susan echter hapt doodgemoedereerd in een boterham met kaas. Wanneer het haar beurt is stapt ze onbevangen, met een parmantig huppelpasje, het podium op. Nee, ze oogt niet bepaald snugger. En met haar bloemetjesjurk en open schoentjes, waar haar tenen frivool uit omhoog wippen, wekt ze de lachlust op van het publiek. De drie aanwezige juryleden staan al in de startblokken om haar genadeloos af te serveren. Hun cynische vragen en opmerkingen zijn niet van de lucht. Maar Schotse Susan laat zich niet van de wijs brengen. “I’m gonna make that audience watch”, zegt ze zonder enige schroom. Ze heeft geen woord teveel gezegd. De eerste tonen zijn nog maar nauwelijks over haar lippen gerold of kreten van bewondering klinken door de zaal. Volkomen verrast luistert het publiek naar haar vertolking van ‘I dreamed a dream’ uit de musical Les Misérables. Met haar ontroerend mooie stem weet ze haar toehoorders in het diepst van hun harten te raken. Vergeten zijn haar leeftijd en onaantrekkelijke voorkomen. Nog voordat de laatste noten weerklinken brengen publiek én jury haar minutenlang een staande ovatie.

“Whithout a doubt that was the biggest surprise I have had in three years of this show”, is de bewonderende reactie van het eerste jurylid. Een tweede collega vult aan: “I honestly think that we were all being very cynical and I think this was the greatest wake-up-call ever.” Treffender had ze het niet kunnen verwoorden. Susan Boyle, dat lelijke Schotse eendje, blijkt tot ieders verbazing over een uitzonderlijk zangtalent te beschikken. De respectloze bejegening die haar aanvankelijk ten deel viel, is na haar optreden omgeslagen in diepe bewondering en respect.

Wat jammer, denk ik bij mijzelf. We staan vaak zo snel klaar met vooroordelen. Daarmee kunnen we de ander, onbewust of ongewild, enorm kwetsen. Hoezeer we geneigd zijn anderen te bekritiseren illustreert deze parabel, afkomstig uit het boek ‘De Wereldziel’ van de Franse filosoof Frédéric Lenoir. Een kind vraagt aan zijn vader wat het geheim is van geluk. Daarop zegt de vader tegen zijn zoon: “Kom met me mee.” Ze verlaten het huis, de vader op hun oude ezel, de zoon te voet. Verontwaardigd zeggen de dorpelingen: “Wat een slechte vader die zijn zoon laat lopen!” “Heb je het gehoord mijn zoon? Laten we terug naar huis gaan.” De volgende dag zet de vader zijn zoon op de ezel en loopt er zelf naast. Dan roepen de dorpelingen: “Wat een ontaarde zoon die geen eerbied heeft voor zijn vader en hem laat lopen!” “Heb je het gehoord mijn zoon? Laten we terug naar huis gaan.” De volgende dag gaan ze samen op de ezel zitten. De dorpelingen: “Hebben ze dan geen hart dat ze dat arme beest zo zwaar belasten!” “Heb je het gehoord mijn zoon? Laten we terug naar huis gaan.” Als ze weer thuis zijn, zegt de vader tegen zijn zoon: “Je vroeg me naar het geheim van geluk? Wat je ook doet, er zal altijd iemand zijn die iets aan te merken heeft. Doe wat jij goed vindt en je zult gelukkig zijn.”

En Susan Boyle? Van simpele Schotse huisvrouw is zij uitgegroeid tot wereldster. Kritiek, ach dat deert haar niet. Zij doet wat ze van jongs af aan het liefst heeft gewild: zingen. Daarmee is ze gelukkig. En laten we alsjeblieft alle andere Susans, met minder in het oog springende gaven dan zij, met even veel respect behandelen. Want een mens is zoveel meer dan wat uiterlijk zichtbaar is.