
OVER ONTROERING
Een wandeling met Socrates langs de IJssel
Samen met Socrates zit ik op een bankje aan de oever van de rivier. De filosoof tuurt aandachtig naar de horizon, waar de zon als een gouden bal uit de mist tevoorschijn komt. Hij ademt de voorjaarslucht in en zegt zacht, bijna eerbiedig: “ὡς καλή ἡ ἀνατολὴ τοῦ ἥλιου, wat een mooie zonsopkomst.” Ik knik, terwijl mijn blik over het water glijdt dat langzaam lichter wordt.
“Soof”, begin ik voorzichtig: “ik wil graag iets met je delen over een gebeurtenis uit mijn jeugd die destijds veel indruk op mij heeft gemaakt.” Hij kijkt me aan met die rustige, onderzoekende blik die ik inmiddels van hem ken. “Het gaat over ontroering.” En dan begin ik mijn verhaal.
“Soms voel ik mij nog dat meisje van acht dat op Koninginnedag op het plein voor het gemeentehuis staat, samen met alle scholieren uit mijn geboorteplaats. We zingen uit volle borst het Wilhelmus, begeleid door muziekkorps ‘Ons Genoegen’. En dan, zomaar ineens, word ik overvallen door een golf van ontroering.”
“Wat gebeurde er dan in je?” vraagt de oude wijsgeer.
“Soof, het leek of er iets openbrak vanbinnen, alsof er iets ging stromen. Tranen welden op in mijn ogen. Niet van verdriet, maar uit een overweldigend gevoel van verbondenheid, van eenheid. Er ging iets door mij heen dat groter was dan ikzelf.”
De filosoof laat mijn woorden rustig op zich inwerken. Dan zegt hij: “Wat heb je deze ervaring mooi beschreven. Ontroering is namelijk een verfijnde, gelaagde emotie. Er zit iets van vreugde in, wanneer je wordt geraakt door iets moois of liefdevols. Maar ontroering kan ook weemoed in zich dragen wanneer er iets vergankelijks of kwetsbaars wordt aangeraakt. Zoals je als meisje al ontdekte roept ontroering een diep gevoel van verbondenheid en menselijkheid op.”
“Wat fijn dat je mij zo goed aanvoelt Soof. Als achtjarige kon ik nog geen woorden geven aan het begrip ontroering. Nu ik ouder ben en de nodige levenservaring heb opgedaan, zou ik het als volgt willen omschrijven. Al die heldere kinderstemmen, de muziek én de liefde voor het vaderland – die in mijn jeugd nog sterk leefde – raakten een gevoelige snaar in mij. Het leek alsof een deurtje naar mijn hart zich spontaan opende, naar die stille ruimte die ook wel ziel genoemd wordt. En dat ik toegang kreeg tot die zuivere kern die in elk mens aanwezig is.
De Benedictijner monnik Anselm Grün noemt die kern het stukje God in ons. Een heilige plek waar we niet beschadigd of gekwetst kunnen worden. Dáár laat God zich vinden, zegt hij, op de bodem van onze ziel.”
Socrates kijkt peinzend voor zich uit. “Je beschrijft iets”, zegt hij zacht, “wat de oude Grieken misschien ἱερὸν θαῦμα zouden noemen: heilige verwondering.”
Ik glimlach. “Soof, dat doet me denken aan de Duits-joodse filosoof Max Scheler (1874-1928). Als fenomenoloog schreef hij over de diepe bewegingen van het hart. Hij zag emoties niet als toevallige stemmingen, maar als vensters waardoor we waarden als verbondenheid, respect of schoonheid kunnen ervaren.
Scheler noemde ontroering een heilige emotie, omdat ze ons boven onszelf uittilt. Ze opent iets in ons dat zuiver is en niet van deze wereld. In echte ontroering, zegt hij, licht iets eeuwigs op: een glimp van het goddelijke dat in ieder van ons aanwezig is.”
Socrates kijkt me aandachtig aan. “Dus wat jij voelde als kind, het plotselinge stromen van iets onnoembaars, die tranen van verbondenheid, was niet zomaar een emotie, maar een aanraking van het heilige zelf.”
“Ja”, zeg ik, “precies dat! Misschien is dát wel de ware betekenis van ontroering. Dat je even geraakt mag worden door de heiligheid van het bestaan.”
Mooi voorbeeld Ria uit je kinderjaren. Ontroering is de zachte herinnering dat je leeft.
Jos
LikeGeliked door 1 persoon
Lieve Ria,
Dank je wel voor het doorsturen van je nieuwe blog. Wat ben ik dankbaar voor een vriendin die zo mooi schrijft.
Alvast een heel fijne zondag,
liefs Machteld
LikeGeliked door 1 persoon
Prachtig verteld weer, Ria, jouw ontmoeting met Socrates.
Je bespiegelingen over ontroering, verwondering en de heilige plek in ons, zetten aan tot verder nadenken.
Terwijl ontroering zich aan me voordoet – het ontroert me – is verwondering iets van mij uit: ik verwonder me; ik sta open voor wat ook anders zou kunnen zijn dan ik steeds gedacht heb. Komt verwondering vóór of na de ontroering? En is die stille ruimte in ons al gevuld met iets dat we in verwondering en met ontroering af en toe mogen aanschouwen of bewaren we op die plek wat ons ontroert en verwondert?
Ubi caritas en amor, Deus ibi est. (Waar naastenliefde is en liefde, daar is God): Krijgt God gestalte waar we (naasten)liefde realiseren of brengt God die liefde teweeg?
Dominique
LikeGeliked door 1 persoon